Snurken

Wat is snurken?

Snurken wil zeggen dat bij het ademhalen tijdens het slapen een zagend, ruisend-brommend geluid gemaakt wordt. Dit geluid is soms zo sterk dat een partner, huisgenoot of zelfs buren er last van kunnen hebben. 
Bij de ademhaling gaat de lucht via de neusholte, de keelholte en de luchtpijp naar de longen.

Aan het begin van de luchtpijp zitten de stembanden (ter hoogte van de adamsappel). Snurkgeluiden ontstaan door een vernauwing in de luchtweg in het traject tussen de ingang van de neus (neusgaten) en de stembanden. Bij mensen die snurken is soms de neusholte te nauw, maar meestal betreft het een vernauwing achter de huig (dat is de overgang van de neus- naar de keelholte) of het gebied in de keelholte áchter de tong (zie in de tekening het ovale gebied).

Door deze vernauwing ontstaat er bij het inademen een onderdruk in de keel waardoor het zachte gehemelte met de huig, de tong en de wanden van de keelholte naar elkaar toe gezogen worden en gaan trillen; dit veroorzaakt het snurkgeluid. Snurkgeluiden zijn te vergelijken met het leeglopen van een opgeblazen ballon; veel lucht stroomt dan heel snel door een nauwe doorgang met als gevolg dat dit nauwe deel gaat trillen en een snerpend geluid maakt.

Wie snurkt?

Snurken komt voor op alle leeftijden en neemt toe met de leeftijd, maar op oudere leeftijd snurken meer mensen en is het snurkgeluid harder. Dit komt omdat het slijmvlies van de keelholte bij het ouder worden dikker wordt ten gevolge van ophoping van vetweefsel; de doorsnee van de luchtweg wordt hierdoor kleiner. Bovendien worden slijmvliezen, net als de huid, op oudere leeftijd slapper, zodat zij makkelijker kunnen gaan trillen. 
Ongeveer één op de tien kinderen snurkt. Op volwassenen leeftijd snurkt ongeveer één op de vijf mannen en één op de tien vrouwen elke nacht. Meestal ontstaat snurken tussen het dertigste en veertigste levensjaar. In sommige families komt snurken veel voor en begint dan meestal rond het twintigste jaar; dit ligt waarschijnlijk aan een erfelijk bepaalde nauwe keelholte.

Wat voor omstandigheden bevorderen het snurken?

Het snurken wordt bevorderd door omstandigheden die het deel van de luchtweg tussen de neusingang en de stembanden nauwer maken. Deze omstandigheden zijn:

  • Slapen op de rug; hierdoor zakken het zachte gehemelte, de huig en de tong naar achteren.
  • Een van nature lang en vrij slap zacht gehemelte en huig.
  • Verslapping van de spieren van het zachte gehemelte, de huig en de tong door oververmoeidheid en door ouder worden. Ook alcohol en bepaalde medicatie (slaapmiddelen, kalmerende middelen) verminderen de spanning in deze spieren waardoor ze verslappen.
  • Voortdurende irritatie van de keel door roken of brandend maagzuur (ten gevolge van een breuk in het middenrif) kan de wand van de keelholte verdikken en de doorgang nauwer maken.
  • Overgewicht. Hierbij worden ook de wanden van de keelholte dikker.
  • Vergrote keelamandel of neuspoliep. Dit komt vooral bij kinderen voor.
  • Een te nauwe neusholte oftewel neusverstopping door zwelling van het neusslijmvlies (bij verkoudheid en allergie), door poliepen (dit zijn met vocht gevulde uitstulpingen van het neusslijmvlies) of door scheefstand van het neustussenschot, waardoor een te lage luchtdruk ontstaat in de keelholte bij het inademen.

Zijn er leefregels om snurken te voorkomen?

Met bepaalde maatregelen kunt u mogelijk het snurken verminderen:

  • Vermijd alcoholgebruik vanaf twee uur voor het slapen.
  • Gebruik geen zware maaltijd vlak voor het slapen.
  • Stop met roken.
  • Streef naar een goed lichaamsgewicht door gezond te eten en voldoende te bewegen. Een vuistregel is dat uw lengte (boven de meter) in centimeters gelijk is aan het ideale gewicht (in kilo''s).
  • Zorg voor een regelmatig leefpatroon, waarbij eventuele slaapmiddelen en kalmerende middelen niet meer nodig zijn.

Zijn er eenvoudige hulpmiddelen tegen het snurken?

Er zijn in het verleden enkele methoden ontwikkeld om het snurken tegen te gaan:

  • Kinbanden om de mond gesloten te houden.
  • Plastieke spreiders om de neus open te houden.
  • Elektrische apparaatjes die een stroomstootje geven als het snurken begint.
  • Een tennisbal in de rug van de pyjamajas naaien om te voorkomen dat de snurker op zijn rug gaat liggen.
  • Ook zijn er tegenwoordig sprays op de markt die snurken zouden voorkomen.

Deze middelen werken slechts zelden en hebben vaak als enig effect een verstoorde nachtrust met daardoor slaperigheid overdag.

Hoe kun je vaststellen waardoor snurken wordt veroorzaakt?

De nko-arts zal allereerst vele vragen stellen aan de patiënt en zijn of haar partner om er achter te komen of er factoren zoals roken, alcoholgebruik, medicatiegebruik of gewichtstoename aanwezig zijn die het snurken kunnen verklaren. Ook zal worden gevraagd naar met name neusverstoppingsklachten en keelklachten. 
De nko-arts zal ook de neus en keel uitgebreid onderzoeken, waarbij vaak met een flexibele endoscoop (kijkbuisje met diameter van 4 mm) de binnenkant van de neus en de keel tot aan de stembanden wordt bekeken, om zo te beoordelen waar vernauwingen aanwezig zijn. 
Soms zullen ook allergietesten en röntgenfoto’s worden gemaakt. 

De operatieve behandeling van de meest frequente oorzaak van snurken

Wanneer de nko-arts heeft vastgesteld wat de oorzaak van het snurken is, kan eventueel een behandeling volgen. Soms ligt de oorzaak van snurken in de neus. Een scheef neustussenschot, een allergie of poliepen kunnen neusverstopping veroorzaken. Een allergie kan met medicatie worden behandeld. Soms biedt een operatie aan het neustussenschot of het verwijderen van poliepen uitkomst om een te nauwe neusholte ruimer te maken. Bij kinderen kan het snurken vaak met succes worden bestreden door de keelamandelen en/of neuspoliep te verwijderen. 
In veruit de meeste gevallen wordt het snurken veroorzaakt door een te nauwe overgang van de neusholte naar de keelholte; dit is de ruimte achter het zachte gehemelte en de huig. Er zijn op dit moment in België twee methoden om snurken dat in dit gebied ontstaat operatief te behandelen: 

1. Uvulo-palato-faryngo-plastiek 
De klassieke en oudere manier is het verwijderen van het grootste deel van de huig en het zachte gehemelte (uvulo-palato-faryngo-plastiek: UPPP). Dit verwijderen kan met een mes of met de laser; voor de patiënt heeft dit hetzelfde resultaat. Als er nog keelamandelen aanwezig zijn, worden deze vaak weggehaald.

De linker tekening laat de situatie zien vóór inkorten van de huig en het zachte verhemelte en vóór verwijdering van de amandelen; de rechter tekening laat de situatie ná operatie zien.

De overgang van de neus naar de keel wordt door deze operatie ruimer en het snurken verdwijnt bij ongeveer negen van de tien mensen, maar na een paar jaar komt het snurken bij sommige mensen terug; na vijf jaar werkt de operatie daarom nog maar bij zeven van de tien mensen. Dit komt omdat er zich langzaam weer wat vet ophoopt in de huig en het zachte gehemelte. De operatie kent zeker ook nadelen:

  • Direct in aansluiting op de operatie is het slikken heel pijnlijk. Dit duurt soms wel twee weken, zodat in deze tijd vaak niet gewerkt kan worden.
  • Er kan een droog gevoel overblijven in de keel of een gevoel dat er een brok in de keel zit.
  • In uitzonderlijke gevallen kan het zachte gehemelte te kort worden, zodat de neusholte aan de achterzijde niet meer goed kan worden afgesloten. Bij drinken komt dan vloeistof via de neus naar buiten. Meestal is dit een tijdelijk probleem, soms is een operatie noodzakelijk, waarbij het zachte gehemelte weer wat langer wordt gemaakt.

2. Gecontroleerde littekenvorming of coblatiemethode
Een minder belastende behandeling is het verstijven van de huig en het zachte gehemelte door middel van gecontroleerde littekenvorming. Dit gebeurt met behulp van een naald die op 3 tot 5 plaatsen in het zachte gehemelte wordt gestoken. Met behulp van trillingen (zogenaamde radiofrequente energie) of door ioniserende effecten (coblatietherapie) worden de naald en het weefsel verhit tot 85 graden Celsius. Er ontstaat dan geen echte brandwond, maar er treedt een soort smelten op in de diepte van het zachte gehemelte. Hierdoor ontstaat littekenweefsel. Een eigenschap van littekenweefsel is dat het stijver is dan normaal weefsel, zodat het gehemelte minder makkelijk kan gaan trillen en snurken dus minder gemakkelijk op zal treden. Ook wordt er met behulp van de coblatiesonde een insnede gemaakt in de bogen van het zacht verhemelte, beiderzijds van de huig en wordt de huig ingekort, zodat de goede resultaten van de klassieke methode worden geëvenaard. 
Deze behandeling wordt onder volledige verdoving verricht. Na de behandeling is de keel ruim een week gevoelig, maar veel minder dan na een uvulo-palato-faryngo-plastiek. Als er ook een duidelijke neuspathologie aanwezig is (scheefstand van het neustussenschot, chronische sinusitis, poliep) zal er in zelfde narcose ook hier een operatie aan gebeuren.
 Deze behandeling kent ook nadelen:

  • In zeldzame gevallen kan als complicatie van de ingreep een gat in het zachte gehemelte ontstaan, dat een paar weken pijn kan doen, maar vrijwel altijd vanzelf weer dichtgroeit.
  • De coblatiesonde in ‘disposable’, dwz dat er telkens een nieuwe sonde wordt gebruikt per patiënt. Deze wordt vooralsnog niet altijd vergoed door de hospitalisatieverzekering en de kosten bedragen ongeveer € 200. 

De niet-operatieve behandelingen van snurken

Een niet-operatieve behandeling voor snurken is mogelijk door het gebruik van een plaatje van kunststof dat over de tanden wordt geklemd en dat de onderkaak naar voren houdt tijdens de slaap. Deze prothese wordt ook wel MRA genoemd: Mandibulair (= onderkaak) Repositie (= verplaatsing) Apparaat. Een MRA is effectief voor de behandeling van snurken dat ontstaat zowel ter hoogte van het zachte gehemelte en de huig als op het niveau van de achterkant van de tong en het strotten- 
klepje. Er zijn meerdere typen van deze protheses op de markt, die alle werken volgens hetzelfde principe. Een voorbeeld wordt getoond in de figuur; er wordt een afdruk (bitje) van het boven- en ondergebit gemaakt, die stevig over de tanden en kiezen past. Deze kunststof bitjes zijn met elkaar verbonden door middel van twee staafjes (zie figuur).

Dit is een prothese met een staafverbinding tussen de twee delen van de prothese. Het onderste deel van de prothese zit om het ondergebit en het bovenste deel van de prothese zit om het bovengebit. Door de (zie de pijl bij één van de) staafjes wordt het onderste deel van de prothese, dus het ondergebit en hiermee ook de onderkaak meer naar voren gedwongen. 

Het apparaat zorgt ervoor dat in liggende houding tijdens het slapen de onderkaak niet naar achteren kan zakken. Omdat de tong aan de onderkaak vastzit, blijft ook de tong beter op zijn plaats en zakt minder makkelijk in de keel. De luchtweg achter in de keelholte blijft op deze manier dus ruimer tijdens de slaap, zodat minder gemakkelijk snurken optreedt. Als nadeel moet genoemd worden dat:

  • De prothese elke nacht gedragen moet worden.
  • De prothese moet worden aangeschaft, terwijl nog niet duidelijk is of deze prothese wel wordt verdragen (sommige mensen vinden het dragen van de prothese zo oncomfortabel dat zij afzien van het gebruik ervan).
  • Bij onoordeelkundige aanpassing pijnklachten van de kaakgewrichten op kunnen treden.
  • Deze methode niet kan worden toegepast bij mensen met een kunstgebit.
  • De prothese meestal niet wordt vergoed door de hospitalisatieverzekering; de kosten variëren van € 230.- tot € 700.-, afhankelijk van het type prothese.